Hoera, een jubileum!
175 jaar Gentse feesten herdenkt op een feestelijke manier een stadsfestival dat bijna zo oud is als het land zelf. In beeld en verhaal presenteren we de geschiedenis van dit culturele volksfeest.
Van de negentiende-eeuwse fêtes communales tot de vlieger van Walter de Buck, van het volksbal op de Kouter tot Polé Polé, van Trefpunt tot MiramirO.
Het beste moet nog komen
- Christophe Peeters, schepen van Feestelijkheden, 2018
Van menschens geheugen is hier niet zoo veel volk op de been gezien
- Gazette van Vlaenderen, 28 juni 1843
Elke avond als de zon achter Sint-Jacobs neerdaalt, schiet mijn gemoed vol tranen, terwijl op het podium een droevig lied weerklinkt’
- Luc de Vos, muzikant, 1994
Onze Feesten zijn het grootste culturele volksfeest van Europa
- Daniël Termont, burgemeester, 2010
De Feesten bij Sint-Jacobs brengen een concentratie van hippies, waaronder meerdere buitenlanders, hoofdzakelijk Hollanders, mee, met al de gevolgen vandien
- Hoofdcommissaris van de Gentse politie, 1972
Walter De Buck had dit nooit durven verhopen toen hij schuchter zijn vlieger bij Sint-Jacobs opliet
- Jacques Monsaert, burgemeester, 1986
En dan, wanneer de dagen van geestverbleyding voorby en de beurzen verligt zyn, dan weder moedig en lustig aen het werk
- Gazette van Gent, 25 juni 1843
We stampen open deuren in met te schrijven dat de geest van de Gentse Kermis verloren is gegaan
- Vooruit, 26 juli 1960
Ik hoop dat u, lieve lezer, dan ook gekust wordt midden de massa die in Gent van het leven komt genieten
- Rudy Van Quaquebeke, schepen van Toerisme, 1988
Gisteren was het de laetste dag der gemeentekermis. Het was meer dan tyd, want 4 dagen de werkende klassen aenmoedigen om haer geld te verteeren, is toch eene daed die niet veel den gemeenteraed tot eer strekt
- Het Vlaamsche Land, 20 en 21 juli 1857
En wanneer dan op de Kouter ’s avonds de kunstverlichting aangaat, komen duizenden Gentenaars in dichte drommen opdagen
- A.T. Van De Walle, Directeur van de Dienst Feestelijkheden, 1954
Te rekenen van dit loopende jaer, is er eene jaerlyksche Gemeente Feest ingesteld.
Met die woorden kondigde het Gentse stadsbestuur op 20 mei 1843 de eerste Gentse Feesten aan en gaf het de aftrap voor een feestelijke traditie, die in 2018 haar honderdvijfenzeventigste verjaardag viert.
Dat wat we elke zomer beleven – de concerten op Sint-Jacobs, de zonsondergang in het Baudeloopark, het feestelijke Polé Polé, het volksbal op de Kouter – al 175 jaar oud is, zegt iets over de taaiheid van tradities. In 1843 was Raymond van het Groenewoud er nog niet en zou een Gentenaar vreemd opkijken van MiramirO of het Puppetbuskersfestival. Maar net als vandaag was er de afspraak om een week lang feest te vieren, elk jaar opnieuw.
Bij de organisatoren van het eerste uur was er weliswaar een hidden agenda. Het liberale stadsbestuur, onder leiding van burgemeester Constant de Kerchove de Denterghem, had een niet eens zo verborgen bijbedoeling. De inrichting van één centraal gemeentefeest moest komaf maken met de verschillende wijk- en parochiekermissen die in hun ogen de stad teisterden. Een groots stadsfestival paste ook bij de ambities van het rijk geworden Gent. Al in 1838 had het college op het oefenterrein in Sint-Denijs-Westrem paardenkoersen georganiseerd als proeve van een openbaar, luisterrijk en burgerlijk event. Die paardenkoersen zouden nu inkantelen in het feestprogramma en er decennialang een van de hoogtepunten van vormen. Op 18 maart 1843 keurde het stadsbestuur de inrichting van een jaarlijks gemeentefeest goed. Men hoopte, zo schreef Gazette van Vlaenderen, dat de nieuwe feesten ‘jaerlyks eene overgroote menigte nieuwsgierige vreemdelingen doen toevloeyen en alzoo tot dier steden welvaert medewerken.’
De burgerlijke elite bleef heel de negentiende eeuw de gemeentefeesten domineren. Op vaak prachtige affiches werd het programma afgekondigd. De heren en dames ontmoetten elkaar tijdens paardenrennen in Sint-Denijs-Westrem, op de schuttersfestijnen, de spektakelstoeten, de bals en avondfeesten, tijdens het vuurwerk of bij sensationele attracties zoals een ballonvaart. Voor het gewone volk waren er brooduitdelingen, volksspelen en vertier in de cafés. Tot aan de Eerste Wereldoorlog verliepen de feesten volgens dit jaarlijks weerkerende sjabloon. Maar de crisis van de burgerij leidde vervolgens tot de crisis van de feesten. Na 1918 waren de hoogdagen van de gemeentefeesten voorbij. Tijdens het interbellum verschoof het organisatorische zwaartepunt naar de dekenijen, en brokkelde de ‘algemeene kermis’ uit elkaar in naast elkaar feestende gebuurten. Ook door de opkomst van het betaald verlof en de doorbraak van nieuwe vrijetijdsvormen kreeg het gemeentefeest klappen.
Al in 1943 werd gesproken van een ‘zieltogende traditie’. In juli 1960 vroeg Vooruit zich af of de Gentse Feesten nog wel het vieren waard waren. Een criticus merkte op: ‘De Gentse kermis moeten wij eenvoudig ook een drama noemen, om haar onbenulligheid, haar leegheid, haar kleine dorpsallure, haar mangel aan distinctie en cachet, haar verlatenheid’. Wie kwam er nog kijken naar een festival, dat ‘pijproken’, ‘wipschieten’ en ‘foorkramersverlichting’ als belangrijkste trekkers had?
Ondanks deze sombere berichten bleven de feesten doorgaan, als een jaarlijks terugkerend ritueel, even vanzelfsprekend als kerstmis of Sinterklaas. Het volksbal op de Kouter bleef een van de meest bindende elementen, net zoals het Kuldersconcert op de Korenmarkt. Maar een revival van de feesten kondigde zich aan het einde van de jaren 1960 haast ongemerkt aan. Ze verliep van onderuit, op sandalen, in de roesvolle walmen en hippiesfeer van Sint-Jacobs, onder aanvoering van Walter de Buck. Vanaf 1970 maakte hij van de feesten een alternatief Trefpunt met (volks)muziek, theater en dans, en met een eetkraam die pannenkoeken en rijstpap serveerde. Vanuit Sint-Jacobs verspreidde het heilige vuur zich verder. In de jaren 1980 groeiden de Gentse Feesten uit tot het massaspektakel dat we vandaag kennen. ‘Walter De Buck had dit nooit durven verhopen toen hij schuchter zijn vlieger bij Sint-Jacobs opliet’, noteerde burgemeester Jacques Monsaert in 1986.
Na aanvankelijke argwaan voor het alternatieve project van Trefpunt is de stad de afgelopen decennia mee op de kar van de ‘nieuwe’ Gentse Feesten gesprongen. Als subsidiërende overheid heeft ze de touwtjes strakker in handen genomen. Een geleidelijke professionalisering heeft plaatsgevonden. Voor het miljoen en meer bezoekers dat jaarlijks toestroomde was dat ook stilaan nodig. Tot de laatste schepenen van Feestelijkheden behoren de SP-A’ers Daniël Termont, de Spirit'er Lieven de Caluwé en de Open VLD’er Christophe Peeters. Na de forse groei van de jaren 2000 – onder meer door Polé Polé, Gent Jazz Festival en Boomtown – zorgden zij voor een ommezwaai. De leefbaarheid van de Feesten werd een belangrijk thema, net als de kwaliteit: minder worsten, en meer cultuur. Via de subsidiepot duwde de stad de pleinorganisatoren in de juiste richting. Nieuwe initiatieven die mikten op kleinschaligheid en verdieping kregen kansen. Anno 2018 kan Peeters niet anders dan duurzame feesten organiseren en de veiligheids- en organisatiecultuur sterk in de hand houden. Peeters is ervan overtuigd dat de toekomst aan zet is. ‘Het beste voor de Gentse Feesten moet nog komen', verklaart de schepen aan de vooravond van de 175ste editie.